jaar 2.3 De ‘Abbing’ reunie

Vroeger dacht ik dat we van adel waren. Dat moest toch wel met zo’n achternaam als Abbing. Als iemand me vroeg waar de naam vandaan kwam vertelde ik graag het verhaal dat in de middeleeuwen er een burcht in een klein plaatsje in Duitsland stond waar ons geslacht vandaan kwam. Dat had ik verzonnen uiteraard. Maar in die tijd verzon ik wel meer. Zo was ik er vast van overtuigd dat in het vervallen kasteel dat we op de weg naar mijn oom en tante passeerden de tovenaar Koko woonde. Er was in die tijd niet zoveel verschil tussen fantasie en werkelijkheid.
Een aantal jaren later, toen ik graag in de atlas neusde om daar ook mijn fantasiën vorm te kunnen geven en namen bij stukken land wilde hebben, kwam ik het plaatsje “Abingdon” in Engeland tegen. Mijn nieuwsgierigheid werd nog sterker gewekt. Het zou natuurlijk maar zo kunnen zijn dat onze familie strijdend met de ridders van de ronde tafel hebben geleefd en dat onze Nederlandse tak ten tijde van de Tudors via Anna Boleijn in Nederland terecht was gekomen. Ik heb het geduld niet om dat allemaal uit te zoeken, maar elke droom of elk verhaal had wel echt kunnen zijn wat mij betreft.

Het lijkt dan misschien droevig dat ik nu zo’n 30 jaar verder ben en te horen heb gekregen dat de mijn oom Jos in zijn queeste naar de genealogie van de Abbing-en tot een zeker Jan Abbing ergens rond 1700 terrecht is gekomen en daar was geen helden epos over te melden. Daarna werd het een eeuw stil rond de naam doordat er allerlei branden waren geweest en rijksarchieven niet meer volledig waren. Vanaf dat moment kwamen er niet alleen namen, doopactes en huwelijksvoltrekkingen, maar ook brieven en foto’s. Tot negen generaties terug was er een foto van een stelletje Abbingen. Dat plaatsje in Duitsland bleek overigens wel te kloppen. Op een kadasterkaart van vroeger was een landje met de naam Abbing getekend, maar sprake van adel of andere spannende dingen was er niet. Daar moet je als genealoog ook volgens mij niet op kicken, want de kans dat een super belangrijke personage uit de middeleeuwen wellicht één van je voorvaderen is, is natuurlijk erg klein. Sterker nog, je moet uitkijken dat je in je zoektocht er niet achterkomt dat één van je familieleden in de oorlog van de wachttoren is gevallen, aan de foute kant dan wel te verstaan.

Vandaag was op initiatief van diezelfde oom Jos er een familiereunie van de familie Abbing Heemann, zijn ouders en logischerwijs ook de ouders van mijn vader. Ik heb er even over na moeten denken om er naar toe te gaan. De familie is groot en met slechts een beperkt aantal mensen heb ik vroeger contact gehad, maar de laatste 20 jaar was dat niet meer de situatie. Ik besefte me dat voor die andere familie dat ook zo moest zijn en dat maakte het makkelijker. Er waren nog twee redenen. Ten eerste heb ik wel goede herinneringen aan de Limburgse tak en aan de familie van Jos. Zijn zoon en dochter zijn een beetje van mijn leeftijd en als kind heb ik daar veel mee gespeeld. En ten tweede ben ik erg trots op mijn gezinnetje en mijn eigen stamvader van 2 jaar. Ik wilde de show wel meemaken.

Op een strategisch in het middelpunt van Nederland gelegen congresboerderij kwamen bijna 80 Abbingen bij elkaar. De oudste zoon van 84 geloof ik en de jongste van 8 maanden. De ooms en tantes herkende ik makkelijk. Het viel me ook op dat de neefjes en nichtjes nog redelijk bekende gezichten hadden. Niet allemaal, maar gelukkig kenden ze mij ook niet allemaal. De jongere garde kende ik natuurlijk helemaal niet. Ik heb met veel familie gesproken, veel van die ‘wat doe jij nu?’ gesprekken en dat was best leuk.

Nadenken

Foto: Astrid van Wijk Abbing

Chris was na een paar minuten alles aankijken helemaal in zijn element. Hij liep tussen de tafels door, Martina of ik er achter aan en zette zijn charme in om elke Opa en Oma om zijn vinger te winden. En alle Opa’s en Oma’s vonden hem natuurlijk geweldig. Het is natuurlijk een leuk jongetje met een leuke leeftijd. Het mooiste moment was tijdens een speech van oom Jos. Hij wilde zijn boek over de genealogie even wat samenvatten en in de luisterende stilte die er viel, voelde Chris zijn ruimte. Uit volle borst, met een duidelijke overtuiging, zette hij ‘Poesje Mauw’ in en wilde niet meer stoppen. Dat waren zijn 5 minutes of fame voor die dag. Voor de rest was hij zijn voorbeeldige zelf natuurlijk.

Jaar 2.2 Zijn naam is Chris Abbing

Als je vorige week vroeg aan Chris: “wie ben jij?” dan zei hij “baby”. We zijn al maanden prikkelend bezig om hem ‘Chris’ te laten zeggen. Wat zeg ik, wij zijn al sinds de zomer 2008 bezig. In allereerste instantie kon hij ‘ssss’ zeggen. Maar dat zei hij ook bij poes, alhoewel er daar soms een ‘p’ te ontdekken was. Het was meer een ‘isss’. Dat heeft hij een tijdje volgehouden en daarna ook weer afgeleerd. ‘Papa’ en ‘mama’ was veel leuker, net als ‘opa’ en ‘oma’, ‘poes’ ook. En onze wens was de vader van de uitvoering: Wij vinden hem een schattig klein jongetje en zeggen dus vaak ‘baby’ tegen hem, wat meteen een vertedering inhield. Da’s fout dus en stimuleert niet. Er is nog een fase geweest dat hij af en toe bij foto’s ‘kirge’ zei, maar meestal was het toch ‘baby’. Eigenlijk waren we toen al tevreden, het was tenslotte verstaanbaar, leek op zijn eigen naam en gaf blijk van een poging verandering aan te brengen.

Een paar weken geleden was hij bezig met ‘jij papa’ en ‘jij Mandy’ waarbij hij precies wist wat hij bedoelde. Het vingertje wees de juiste richting op. Maar als je het terug deed en zei ‘jij chrisje’, zei hij staalhard ‘jij baby’ terug, terwijl hij naar zichzelf wees. De echte kentering ontstond bij een actie voor Haïti die de dagopvang had georganiseerd. Als idee hadden ze bedacht om van alle kindjes een foto te maken en ze zelf een fotolijstje te laten besmeuren. Ouders konden dan voor een zelfbedacht bedrag de foto aankopen. Alle kindjes hingen in het halletje, dus elke keer als we naar binnen gingen was het feest. “waar is Chris?” vroeg ik dan en enthousiast zocht en wees hij naar zijn foto. Vorige week dacht ik er eindelijk aan om geld mee te nemen en nam hij zijn foto mee naar huis. De hele weg hield hij de foto vast en brabbelde een uur in de wind. Hele verhalen tegen de foto en elke kjeer tussendoor: “papa?” “ja?” “gammelegrm de tukketukkegratgrat hmmstujj”, wat uiteraard alles duidelijk maakte. Thuis hebben we de foto op de kast gezet, niet omdat die zo mooi is, maar omdat hij er blijkbaar erg veel om gaf. En plotseling op de vraag “wie is dat?” zei hij “Chrisje”, luid en duidelijk. Sinds die tijd is het zoals het is. Hij is baby af.

jaar 2.1 Feestdagen?

Ik weet niet of het een zegen is om op 3 januari jarig te zijn. Ik ken iemand die op 1 januari jarig is en dat is volgens mij nog erger, maar de derde is ook niet echt lekker. Vorig jaar werd hij 1 en in de adrenaline rush van de eerste verjaardag, gecombineerd met het dopen, heb ik er minder last van gehad, maar nu dit al weer zijn tweede verjaardag is valt het me des te meer op. Nu moet ik ook eerlijk bekennen dat de feestdagen dit jaar voor mij niet zo uitkwamen. Dan is zo’n verjaardag nog meer een boter na de vis verhaal. De les van vorig jaar, waarbij het zo druk was dat niemand echt ruimte en tijd kon krijgen wilden we dit jaar niet. Dus gespreid over het weekend hebben we de familie uitgenodigd in de hoop dat er dan wat sfeer en aandacht zou kunnen zijn.

        

De domper was dat op het feestje van de zondag één van de genodigden zijn relatie problemen en gebrek aan zelfvertrouwen  tijdens het kinderfeest uit ging vechten met zijn vriendin in onze gang. Ik heb nog nooit zo’n soap meegemaakt. Ik kan je zeggen dat het totaal ongepast was.  Maar goed, Chris heeft er schijnbaar niet veel van meegekregen en het zal wel ergens weer goed voor zijn. Wat dat dan is, moet nog maar blijken in de toekomst. Nu kan ik het nog niet bedenken.

Toen ik dit vertelde tegen verschillende mensen en daarbij de koppeling maakte met de feestdagen kwamen de verhalen als vanzelf los. Het blijkt dat iedereen wel in de familie iemand heeft die het buitenbeentje is, het zwarte schaap, the outcast. De meeste ergernis zit erin dat er mensen zijn die zich klaarblijkelijk niet kunnen gedragen. Vaak heeft dat te maken met drankgebruik. Er blijken veel ooms en tantes te zijn die op zo’n tweede kerstdag feestje een borrel teveel drinken. De grenzen vallen weg bij die mensen en dan komen de gevleugelde uitspraken. Semi grappig, maar helaas met een totaal verkeerde timing en niet overwogen woordgebruik, en dus kwetsend. Volgens de verhalen komt het regelmatig tot een verbale schermutseling waarna er keuzes gemaakt gaan worden: “dit doen we zo nooit meer”. Maar het moet wel heel raar lopen wil het jaar daarop dezelfde oom of tante niet weer aan het kerstdiner aanwezig zijn met de belofte om zich beter te gedragen. Het is bijzonder opvallend hoe makkelijk mensen in familierelaties geneigd zijn om zich vergevingsgezind op te stellen. Hoe stom, hoe idioot, hoe vervelend, hoe kwetsend of hoe beledigend ze ook zijn geweest, ergens is familie familie. Helaas voor mijn situatie zijn er twee factoren die de vergeving in de weg zullen staan: het is de koude kant van de familie, en ik ben niet echt vergevingsgezind. Daarvoor heb ik al meerdere cursussen en coaching bijeenkomsten achter de rug. Alhoewel ik denk dat makkelijker voor mezelf en voor anderen is als ik er niet zo moeilijk over zou doen, levert dit olifantengeheugen gecombineerd met een pitbull karakter een basis waardoor gesprekspartners van tevoren goed nadenken voordat ze in gesprek gaan met mij. Zakelijk gezien zitten er dus voordelen aan, ware het niet dat ik liever bewuste keus maak dan altijd primair te reageren. 

De week voor de kerst ben ik van de trap gelazerd. In ons achterhuis (de werkunit van twee verdiepingen) heb ik boven een studio gebouwd in de loop der jaren, die redelijk aan vernieuwing onderhevig is. Steeds weer nieuwe inzichten en gebruik maken dat ik minimaal 1 keer per jaar de botte bijl hanteer bij de inrichting. Dit jaar moest een belangrijk basisstuk het veld ruimen: De twee-zitsbank. Al heel wat jaren vind ik dat er een bank in de studio moet staan voor die lange sessie waarbij de een op de ander moet wachten om iets in te zingen of te spelen. De rust blijft in de tent als je dan rustig kunt blijven zitten en een beetje inkakken. Maar mijn neiging om veel te doen per vierkante meter was het afgelopen jaar te erg geworden en er moest ruimte worden gecreëerd. Dus markplaats voor het bankje, een snel plan in mijn hoofd voor de herinrichting en daar ging ik van start. Mijn vader, die vroeger bij de Shell werkte, heeft me wel eens een verhaal verteld van een collega daar ter plekke die de meest zware machinerie in zijn eentje wist te verplaatsen met wilskracht, geduld en een koevoet. Daar heeft voor mij altijd enorm respect uit geklonken. Van nature ben ik niet de sterkste of de meest handige, maar door de ervaringen die ik opgebouwd heb ben ik steeds beter in staat om slim het één en ander te verplaatsen. Dus een twee persoons bankje is geen probleem om van de eerste etage naar beneden te vervoeren in mijn eentje. Dat ging ook prima. Maar daarna werd ik nonchalant en dat is dom. Het volgende artikel was een één persoonsmatras, die niet echt groot of zwaar was. Maar al boven aan de trap gleed ik uit. Natte schoenen van de verse sneeuw, maar vooral niet goed nagedacht. Ik weet nog hoe ik naar beneden viel, ik weet nog dat ik tijd had om in te schatten hoe lang het nog zou gaan duren, ik weet nog dat ik me verbaasde hoe snel je eigenlijk valt en toen ik beneden lag en ik hevig geschrokken mijn eigen triage in wilde gaan zetten, merkte ik een hevige pijn. Nergens specifiek, maar overal. Na even tot mezelf gekomen te zijn, kwamen de survival lessen van Bear Gillis weer naar boven. Door de vrijgekomen adrenaline heb je ’ten minutes of joy’, waarbij pijn en vermoeidheid verder weg lijken te zijn dan voorheen. Daar moet je gebruik van maken. Mensen die in het water vallen, het liefst ijswater, moeten eerst een minuutje rustig worden en dan hebben ze nog tijd zat om eruit te komen en actie te ondernemen om weer warm te worden. Als je het maar binnen die 10 minuten doet. De familie Abbing is geen natural survivor  (alhoewel er een Amerikaanse naamgenoot van Chris redelijk wat bergen op en neer klautert), maar ondanks pijn en ongemak heb ik me omhoog gehesen en ben naar het woonhuis gestrompeld. en Bear Gillis heeft gelijk gehad. Na de 10 minuten begon het echt pijn te doen en op te zetten. Mijn kerstdagen bestonden dus uit een stijve heup, een pijnlijke opgezette bloeduitstorting over bil en heup en spierpijn in de bovenkant van mijn rug die optrok naar een migraine achtige hoofdpijn. Het had erger afkunnen lopen. 

Afgelopen dinsdag heeft Chris op de opvang zijn tweede verjaardag ook gevierd. Op de babygroep stelde dat nog niet zo heel veel voor. Hij kreeg toen een kroon op zijn hoofd en ik denk dat de leidsters hard gezongen hebben. Maar op zo’n dreumes/peuter groep zijn er grotere kindjes die al veel meer bezig zijn met het fenomeen verjaardag. Dus daar is een troon (een grote zit beer) waarop hij mag zitten, midden op de tafel, met zijn allen zingen en wie weet nog zoiets als het ‘kind van de dag’. Chris kwam uitgeput terug die dag, maar vertelde uitgebreid in zijn brabbeltaal wat er allemaal gebeurd was. Ik weet dus nog niks. Het enige dat nog extra mijn aandacht trok bij het ophalen was dat er op het bordje bij de wc stond dat Chris op het potje heeft gezeten! Niet dat hij geplast heeft, maar blijkbaar is dit de leeftijd waarop je ermee aan de slag kunt gaan. De pogingen bij ons bestaan er tot nu toe uit dat aan hem vragen of hij ‘ poep’ heeft als een luier verschonen, en hij is steeds meer geïnteresseerd wat wij op de wc aan het doen zijn. Maar een bewuste poging zoals het potje hebben wij nog niet gedaan. Wij hebben niet eens een potje. Maar dat zal wel tijd gaan worden.