jaar 1.11 Nachen en Huinen

Chris praat veel, heel veel zelfs. Op de opvang heeft dat zelfs tot een probleem geleid. Waar ’s middags de meeste peuters een middagslaapje pakken, zorgt Chris er voor dat het een feestje op de slaapzaal wordt. Vanaf het moment dat hij in zijn bedje wordt gelegd tot aan het moment dat ze besloten hebben dat hij de andere kinderen genoeg wakker gehouden heeft, brabbelt hij er op los. De eerste poging die ze hebben gedaan was om hem 10 minuten eerder naar bed te brengen, maar Chris slaapt niet binnen 10 minuten. De tweede poging was om hem later in bed te leggen, zodat hij in ieder geval geen wederspraak heeft. Maar Chris praat ongeacht of er mensen zijn die luisteren. In een laatste poging legde hem op de bank in de speelzaal met een dekentje eroverheen en als hij dan slaapt wordt hij in de slaapzaal gelegd. Het is een beetje behelpen maar het lijkt te werken.

nachen man

Ik vind het zo bijzonder om te zien hoeveel woorden hij kan gebruiken om uit te drukken wat voor hen belangrijk is. Soms zijn het alleen maar klanken of ritmische klanken, die dan afgewisseld worden met een herkenbaar woord. Maar klaarblijkelijk vindt hij het geweldig om zichzelf te horen praten. Het is natuurlijk een inkoppertje, maar dat heeft die van mij. Alhoewel ik juist de laatste tijd bezig ben met de ontwikkeling van de manier waarop ik aan het praten ben, ben ik me erg bewust van het feit dat ik ook veel woorden nodig hebt om te vertellen wat ik wil. Ik heb juist bewondering voor mensen die met veel minder woorden en toch de juiste intentie weten uit te drukken waar ik een heel betoog voor nodig heb. Maar goed dat zijn de fases in het leven. In de puber leeftijd vond ik het erg leuk om moeilijke woorden te gebruiken. Te pas en te onpas gebruikte ik ze op momenten dat het mij leuk leek. Maar een bijdrage aan heldere communicatie was het niet. Daarna heb ik een tijd gehad dat ik wat voorzichtiger was en een heleboel dacht maar niets zei. Dat waren de eerste jaren van het onderwijs en ik me een klein jongetje in de grote boze wereld voelde. Totdat een teammanager tegen mij zei dat ik mezelf wel wat meer kon laten gelden. Dat was natuurlijk de kat op het spek binden en vanaf dat moment heb ik geleerd om te kunnen spreken in lange volzinnen met zijpaden en anekdotes, met terugkoppelingen en voorspellingen. Als ik op dreef ben denk ik dat het leuk naar me luisteren is. Maar buiten het feit dat ik erg snel praat, vraag ik op deze manier ook veel aandacht. En eigenlijk wil ik dat ik juist ruimte voor anderen gaan creëren. En mijn conclusie is dan dat ik wat moet veranderen aan mijn manier van praten.

Het benoemen van de omgeving is een manier om invloed uit te oefenen op de werkelijkheid. Als je zegt wat je kan of als je zegt wat je wil kun je andere zover brengen dat zij met jouw ideeën mee kunnen gaan. Chris is daar erg mee bezig. Dat zie je in zijn spel als hij bezig is met lego blokjes of met auto’s. Hij daagt ons uit om mee te spelen met zijn spel. Hij vindt het geweldig als ik een autootje oppak een mooi v8 geluid maak en tegen de wetten van de zwaartekracht het autootje voortbeweeg. Je ziet die oogjes dan kijken en alles wordt in dat bolle hoofdje van hem opgeslagen. En als hij een paar minuten later zelf een autootje in zijn handen heeft, zie je hem al die dingen doen die ik net zelf gedaan heb met een paar eigen aanvullingen.

Maar natuurlijk ook als het gaat om eten. Als je Chris vraagt wat hij wil eten is het standaardantwoord ‘kaas’. Af en toe ontstaat er nog een ‘worst’, maar om heel eerlijk te zijn heb je daar niet zoveel aan. Ik geloof ook niet echt dat hij een voorkeur heeft voor iets. Hij vindt veel lekker, best wel heel veel. Of het nu gaat de aardappels of rijst, pasta klein of groot, met saus of zonder, met of zonder stukjes, het gaat allemaal naar binnen. Volgens mij kunnen we daarmee ons in de handjes wrijven. Het enige dat hij niet lekker vindt is witlof en sla. Maar daar kan ik prima mee leven. Ik zou het wel leuk vinden dat als ik ’s ochtends een boterham smeer en hem vraag ” wat wil je er op?” hij een keertje wat anders zegt.

De laatste keer dat wij op het consultatiebureau waren kregen we het advies mee om emoties te benoemen bij Chris. Ik ben niet het type omdat automatisch te doen. Maar er zit natuurlijk wel een kern van waarheid in. Dat kleine mannetje heeft natuurlijk nog geen referentiekader waaruit hij kan tappen als het gaat over emoties. Dus woorden vinden voor die primaire gevoelens is op dit moment erg moeilijk. En wat aan kan helpen zijn zinnen als: “ik zie dat je boos bent” of “Dat is moeilijk voor je”. Vooral dat eerste zinnetje slaat wel aan. Als Chris gefrustreerd of boos is zegt hij “gooien” en alles wat voor zijn neus ligt wordt weggesmeten. Mijn neiging is dan om boos terug te reageren, wat natuurlijk wel effect heeft, maar niets veranderd aan zijn manier van frustratie uiten. Heel voorzichtig aan zegt hij nu steeds vaker op die momenten “boos!”. Dat is een grote winst!

Al een tijdje heeft hij door dat er een verschil is tussen het positieve en het negatieve. En hij weet ook al daarmee te spelen. Nep-huilen en nep-lachen doen we vaak samen. Een spelletje is ook al dat hij wijst naar papa of mama en dan zegt: “Nachen” of “huinen” waarmee hij natuurlijk lachen en huilen bedoeld. De l ligt hem niet zo. Dat blijkt overigens normaal te zijn op deze leeftijd. Dat noemen ze een “lettergat” en in de meeste gevallen verdwijnt dat na verloop van een paar maanden. Ik weet inderdaad nog dat Kimberly, de dochter van goede vrienden van me, de K niet uit kon spreken. Daarvoor in de plaats zei ze altijd een T. Dus werd haar naam Timberly Togger, waar we haar nog steeds mee kunnen plagen. Veel belangrijker dan de manier waarop hij het uitspreekt vind ik dat hij zo donders goed doorheeft dat hij ook emoties heeft. En of dan een L mist of niet is echt minder belangrijk. Zeker voor een man, die in de loop van zijn leven toch wel erg vaak de boodschap mee zal krijgen dat emoties lastig, vrouwelijk, slap zijn, is deze fase in zijn leven een heel belangrijke. Dat kun je niet vaak genoeg zeggen.